Alles is goed. En gevoeld.
Je hartklop op mijn borst.
Onverwacht.
Niet te stoppen.
Ook niet met geweld.
Zo rebels lief.
Jij.
Alles is goed. En gevoeld. Je hartklop op mijn borst. Onverwacht. Niet te stoppen. Ook niet met geweld. Zo rebels lief. Jij.
0 Comments
Het laatste woord
Zoals jij stervende bent. Jij sterrenman die zich niet verstopt voor God omdat jouw laatste kreet een kreet van bloemen was; een kreet van gras. Jouw laatste woorden, luid lachend op een baar van jonge twijgen nog voor de laatste wolk. De maan is een raar wezen.
En evenzoveel nachten heb ik haar bemind. Sestri Levante gewapende stilte. Als weggekropen uit de vleugels van een kalkwitte zeematroos. Ja lach jij maar, maan. Ik weet, jij leeft niet op van superlatieven. Jij weet dat de echte Godinnen hier slapen in een nog zoeter licht. Vandaag zal ik het je leren!
zei ze en -ze pakte een touw- en daar stond ik dan met mijn ladder; en zij begon te schommelen. “Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde” Ik zal mezelf nooit horen nazeggen wat de duif heeft gefluisterd. Of wat te denken van Columbus die tot aan zijn dood dacht in Azië te zijn geraakt. ’s Ochtends ga ik op zoek naar het meisje dat ’s nachts mijn lakens wegtrekt. Het meisje met de vliegende honden. Het meisje met de sedatieve handen. Het meisje met haar hart als een met hete helium gevulde luchtballon strijk-en-zet op weg om voor altijd groots gevonden te worden. Ze probeert zichzelf omhoog te trekken aan de lakens. Helder als glas is haar kennis, maar daarvan wil ze niets weten. Ik hoor haar dalen tot de knoop waarop zij haar vinger legt als ik slaap. Klimmen, dalen, klimmen, dalen. Ze slingert zachtjes door de kamer. Imiteert een zwangere bonobo. Meer en meer geloofde ze in bliksems. En ondertussen worstelen we maar samen. Lopen we zij aan zij zoals je samen loopt door een zandstorm. Volgend jaar wil ze met mijn vader op vakantie. Zij noemde het een psychose. Ik noemde het een rivier. Omdat het begon tussen twee oevers. ps De subtitel is een dichtregel uit Sotto Voce van M. Vasalis De zuiverende werking van de poëzie
Mijn hart slaapt nooit. Is altijd wakker. De wind ligt aan je voeten. Het gras nat en vergeten glanst als ik weet dat jij naar me lacht. Maar een kind is geen megaliet die zomaar uit de ruimte valt. Want liefde is drijven als suiker op water zachter dan regen. Luister dan. Er huist een grote dichter in mij. Traag kruipt de suiker door de tijd. Tijd die vreselijke wond, het meest bevlogen gat. Maar ook denken valt onder drijven naar later. Ooit. En naakter dan de herfstrivieren die als parasieten door onze handen stromen bij het zeven en het schuren van het zout. En bij het poetsen van je hoeven schuilt ook dit gedicht in betekenis. Hoor ik de woorden zeggen “Breng me naar huis”. Laudatio de takken, het gras de blauwe bloemetjes in het gras; het lege nest alles zegt je naam zegt dat je hier bent geweest zegt dat je geheim hier is verspreid Zo sprak de maan
|
|